42. Wij reizen om te le-e-e-ren door gans het land ...
Joepie, het is zondag, een vrije dag rond 1950 en wereldoorlog II behoort stilaan tot de geschiedenis. Het minibusje van onze buren staat gelaten op zijn vracht te wachten in onze straat. Zeven blije volwassenen en 11 uitgelaten kinderen beladen met thermossen koffie en thee, boterhammen, dekentjes, campinggas, plooistoelen en nog ander kampeergerei zoeken zich een plekje. Het busje sputtert een paar keer en zet zich traag in beweging. Bossen van Kasterlee: here we come! Er worden liedjes gezongen want er is geen radio aan boord. Eerste werk, vaders die geïmproviseerde schommels tussen de bomen hangen en moeders die het busje leeghalen en zich een fijn plekje zoeken.
Toen het al eens begon te regenen (ja dit is België) liep onze buurvrouw nog altijd vrolijk met de pot koffie rond: "Iemand nog een kommeke koffie?" terwijl het water van haar kin droop. Het nieuwe crêpe kleedje van mijn moeder kromp een paar centimeters bij elke nieuwe regenbui. Hilariteit troef, ja er werd toen wat afgelachen in die bossen. Wij speelden verstoppertje en tikkertje, klommen in de bomen en ik de kleinste dreumes, ik had toch wel de grootste dennenappel gevonden zeker? Het was een onbezorgde tijd toen regels zoals aantal mensen per busje, veiligheidsriemen, bos betreden enz. nog niet bestonden.
Maar het duurde niet lang of Frankrijk, Italië, Duitsland en zelfs Engeland kwamen in het vizier. Mijn vader moest met hand en tand aan onze nonkel uitleggen hoe wij de weg naar Zuid-Frankrijk vonden met de auto? Hij begreep het niet, hij was nog nooit uit zijn dorp geweest.
De tijd van reizen, zonder GPS, met metersgrote wegenkaarten op schoot, was altijd een serieuze uitdaging. Daar kwam soms zelfs een kompas en een verrekijker aan te pas en wat over en weer gediscussieer want de bijrijder, meestal de vrouw, had de kwalijke reputatie dat ze geen kaart kon lezen. Als de nood het hoogst was bleef er nog altijd de toevallige passant over die wij de weg afsneden met de smeekbede: "Pardon mijnheer, waar zijn we" en "hoe geraken we op onze bestemming?"
Ieder Europees land zijn eigen munt, een rekenmachientje moest dus gegarandeerd mee in de sacoche, een kleine herinnering: Duitse Mark – Belgische Frank – Franse Frank - Italiaanse Lire – Spaanse Peseta – Nederlandse Gulden enz. Het overschot aan muntjes uit die landen kreeg nadien een plaatsje in een metalen koekendoos. Bijhouden voor een volgende reis bleek een illusie want het bestaan van die doos werd elke keer weer vergeten.
En toch, het is nu allemaal veel eenvoudiger, één euromunt, GPS en overal autostrades, maar in mijn herinneringen zijn die vroegere uitstapjes kleinootjes om te koesteren.