132. Do, re, mi, fa, sol, ..verrukkeluk.

13-12-2025

.

Zingen en dansen zat al in mij toen ik nog een klein meisje was, met strikken in mijn haar en een hoofd vol fantasie. Mijn poppen waren mijn eerste publiek: ik zette ze netjes in de zetel, sommeerde hen om aandachtig te kijken, te luisteren en vooral te applaudisseren, anders zwaaide er wat. Ze zaten geduldig te wachten op mijn grote optreden.

Ik wilde alles zijn: operazangeres, balletdanseres én dirigent. Dat laatste fascineerde me mateloos, zo'n stokje in de hand, één zwierige beweging en plots begon een heel orkest te spelen. Magisch! Ik zag het op televisie en dacht: dat wil ik ook, dat wil ik leren. Maar een muziekschool of een dansatelier, vergeet het maar. In de jaren 1950-60 was dat podium iets waar ik alleen maar kon van dromen. Mijn droom bleef dus sudderen in een hoekje van mijn onderbewustzijn, wachtend op bevrijding.

Ik heb lang moeten wachten, erg lang, tot m'n zeventigste! Ballerina worden kon ik wel vergeten, mijn heupen protesteerden, maar er was een muziekschool op wandelafstand. Ik trok mijn stoute schoenen aan en schreef me in. Sorry mevrouw, het eerste jaar is volzet. Tja, dat is efkes balen, daar stond ik dan met volle goesting en een maagdelijk notenboekje.

Het jaar daarop, een nieuwe kans. Een vriendin had ook interesse, dus wij twee, een stel giechelende pubers, schreven ons hals over kop in. We zaten als twee leergierige scholieren op de eerste bank klaar om de muziekwereld te veroveren. De leraar speelde 'do' en 'mi' op de piano en wat wij hoorden noteerden we voorbeeldig op de notenbalk. We voelden ons als twee oude dametjes die een octaaf konden zingen en tegelijkertijd boodschappen deden. Maar het bleef niet bij 'do' en 'mi'. Dan kwam 're' en 'fa' en vanaf dan was het hek van de dam. Octaven, majeuren, tertsen: een muzikale soep die onze notenblok veranderde in een ware notenbrij.

Alsof dat nog niet genoeg was, moesten we in het eerste jaar al een instrument kiezen. Dat was schrikken, daar hadden wij niet aan gedacht. Het rijtje instrumenten liep de revue. Een piano of een harp? Te groot, te duur en hoe krijgt men dat in een autootje? Een klarinet of een trompet? Te weinig asem. Ik blies erop en kreeg alleen een zielige piep. Een drumstel dan maar? Leuk voor de buren, laat die op de muren kloppen, maar dan wel in de juiste maat. Een viool, klein en handig om mee te nemen, ook niet, we hadden artrose in onze nek. Een blokfluit? Daar pasten we voor. Dat was voor kleutertjes. En toen, raar maar waar vonden we de oplossing zélf. 'Zingen', werd het, gratis en voor niks en altijd en overal bij de hand. We konden onszelf wel kussen.

Net toen we dachten dat we op de goede weg zaten sloeg het noodlot toe: COVID. De muziekschool ging dicht. Geen klas meer, maar een plaatsje thuis achter onze eigen computer met ZOOM. We probeerden het maar de fun was eraf. Ons aanvankelijke enthousiasme, dat warme, sprankelende gevoel van: 'wij gaan dit doen!', was weg. Covid had gewonnen en stak er een stokje voor en niet zomaar een stokje: een hele dirigeerstok.

Maar we hebben het geprobeerd. We hebben gelachen, gezucht, gezongen en gezwoegd. We zouden het opnieuw doen, maar dan in het klaslokaal met een leraar die zich uit de naad werkt om ons de geheimen van de muziek te leren kennen. Wat telt is dat we het aandurfden om op onze leeftijd nog met goesting op de eerste rij te gaan zitten om iets volledig nieuw te leren. En als we ooit op een podium staan, al is het in onze verbeelding, dan zingen wij luid en uit volle borst: do, re, mi, fa, sol … verrukkeluk.