en-115. VLOOIEN.

25/06/2025

©Frieda Goovaerts 2025. Alle rechten voorbehouden

Ik moet blijven zitten tot de schoolbus volledig stil staat, dat zegt ze elke dag en ze is altijd boos: ik mag geen lawaai maken, ik mag met mijn neus niet tegen 't venster hangen, ik mag geen snoepjes eten in de bus, ik mag juist niks. Mijn moeder staat me al op te wachten. Ze pakt mijn boekentas en maakt boterhammen, ik wil met choco maar ze legt er kaas op. Ik zit te wiebelen op mijn poep want ik wil naar buiten, het zonnetje schijnt en ik wil naar het crossbosje want mijn vriendin Sofie zit daar op mij te wachten. En dan roept ze me nog na dat ik tegen 't avondeten moet thuis zijn alsof ik dat nog niet wist.

Ik fiets rechtopstaand zo hard als ik kan, zwaaiend van links naar rechts. Hé, er dansen gekke vlekjes op het asfalt. Ik kijk omhoog en ja de zon is aan 't spelen tussen de hoge bomen. Links en rechts diepe grachten, ik pas wel op, mijn jongere zusje, Laura, is met fiets en al in de gracht gereden toen we een spelletje, niet in mijn schaduw rijden, speelden. Toevallig kwamen er toen twee grote jongens voorbij en die hebben haar eruit gehaald. Ik dacht dat ze dood was. Ze hing in ieder geval zo dood als een pier in hun armen. Ik ben als een zotteke naar huis gefietst naar mama. Neen, ze was niet dood maar ze stonk als de pest naar rioolwater en pismodder.

Mama kleedde haar helemaal uit. Poedelnaakt stond ze daar te bibberen. Ze huilde niet, ze lachte niet, ze stond daar als een standbeeld naar mama's gekijf te luisteren. Dat moet nu maar eens gedaan zei ze, er komen hier nog ongelukken van. Zet de fietsen maar binnen en gij, gij zei ze tegen 't standbeeld, maakt dat ge in bad zit, ge stinkt als de pest.

We zijn nadien met onze wandelwagentjes en met de poppen in de straat gaan wandelen en hebben moedertje en vadertje gespeeld. Ik zag moeder achter 't venster ons in 't oog houden. Nadien zegde ze dat ze zo geschrokken was toen ze zag hoe de jongens eraan kwamen met een levenloze Laura in hun armen. Zij dacht ook dat ze dood was.

Na 't avondeten zijn we met papa watervlooien gaan scheppen in de gracht op 't einde van de straat. Als onze vissen in 't aquarium die vlooien te eten kregen werden ze bijna gek. We stonden er dan op te kijken en lachten ons een bult. Dat heeft achteraf nog een ambetant staartje gekregen, want het overschot aan vlooien die de vissen niet op kregen werden in de diepvries in kleine potjes gestopt. Toen we later met mama en papa in de Quick gingen eten riep Laura zodat de hele zaal het hoorde en iedereen onze richting uitkeek: "Papa, kijk, papa, in deze kleine potjes steken wij altijd onze vlooien!". Ja, Laura mag dan wel de kleinste zijn, papa en mama konden er niet mee lachen.

Nota: Een fijne herinnering aan een tijd dat kinderen de straat, de struiken, het veld en de bomen tot hun speelveld maakten.